Gesprek met Susan Zandbergen op 3 juni 2024

“Ik ben opgegroeid in Raalte, in een arbeidersmilieu. Mijn intelligente ouders hadden nooit kansen gehad. Mijn vader was de oudste zoon en hij moest jong gaan werken. Mijn moeder was slim maar ging naar de huishoudschool. Bij ons thuis waren er drie kinderen. Mijn broer was het prototype van de gymnasiast; ik kreeg -ondanks een maximale CITO-score – een MAVO-advies, vanwege mijn gedrag. Mijn ouders hadden mij een sterk rechtvaardigheidsgevoel aangeleerd. Ik mocht niet brutaal zijn. Maar juist wel opkomen voor mijn eigen mening en misstanden signaleren. Ondanks dat MAVO-advies kregen mijn ouders het voor elkaar dat ik naar het gymnasium mocht. Die school is nu onderdeel van het Carmel College. Ik had een raar pakket met zowel alfavakken als bètavakken.

Ik was al jong politiek actief in de PvdA; op mijn zestiende stond ik al op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Ik ging in Nijmegen politicologie studeren. Dat vond ik heerlijk, er waren niet meer dan dertig eerstejaars. Dus werkten we in kleine groepen aan de bestudering van maatschappelijke vraagstukken. Dit was in de tijd van premier Wim Kok. Ik wilde toen beroepspoliticus worden. Ik werd landelijk secretaris van de Jonge Socialisten, ik deed veel internationaal werk. In die functie mocht ik ook de vergaderingen van de Tweede Kamerfractie bijwonen. Dat was een ontnuchterende ervaring. Ik zag hoe spijkerhard de politiek kon zijn, en hoe opportunistisch. Ik merkte aan mezelf dat ik voor het echte politieke werk te soft was.

Daarna studeerde ik in Brussel, aan de Franstalige universiteit en in de Verenigde Staten, in Nebraska. Daar heb ik Gorbachov nog horen spreken. Ik liep stage in Washington DC, bij een onderzoek naar democratiseringsprocessen. Bij mij is de rode draad mijn gerichtheid op de oplossing van maatschappelijke problemen. Ik heb ook in een ambtelijke context gewerkt, bij de Sociale Dienst in Amsterdam. Toen ik daar de prijs won voor de beste ambtenaar van het jaar, heb ik prompt ontslag genomen.

Sindsdien ben ik verandermanager binnen de overheid en in het onderwijs. Soms is dat ingewikkeld. De verander-bereidheid varieert. De categorale gymnasia, waaronder ook het Vossius, zijn in mijn ogen een groot goed, maar ze staan ook onder grote druk. Ook hier geldt: ecclesia semper reformanda. Alleen door te veranderen kan de school hetzelfde blijven. Die grote druk is financieel van aard.

Er wordt steeds meer op de middelen gekort. Je kunt daar van alles van vinden, maar dit is de maatschappelijke realiteit van nu. Omdat de school een relatief hoge ouderbijdrage vraagt, onder andere voor de Rome-reis, krijgt de school geen extra subsidie van de gemeente Amsterdam.

De financiële situatie is nu heel nijpend. In de loop der jaren is een tekort van een half miljoen Euro op een begroting van 9 miljoen ontstaan. Daarnaast zijn de liquide middelen beperkt.  Onze begroting bestaat voor tachtig procent uit loonkosten. Andere scholen binnen de Stichting OSZG (Onderwijs Stichting Zelfstandige Gymnasia)  – zoals het Barlaeus –  staan er financieel veel rooskleuriger voor. Als ik onze financiële situatie als pittig typeer, druk ik me nog voorzichtig uit. Er moeten dus keuzes worden gemaakt.

Vandaar dat ik ben gevraagd om één jaar langer aan te blijven, tot juli 2025. Ik doe altijd alles in dialoog, en ik ben optimistisch van aard. Maar niettemin: als de school ooit de hulp van de Stichting Vrienden nodig heeft gehad, dan is het nu!”